woensdag 9 april 2014

Mijn ribbenkast



Met dit “harnas” was iets nieuws ontstaan.
Ik had geen harnas meer nodig om me te beschermen. Sterker nog, de spieren van mijn ribbenkast vormden een harnas op zich. Een die me pijn deed.
Ze zeggen weleens dat verdriet in je spieren gaat zitten. Het was voor mij moeilijk me aan mijn verdriet over te geven.

 


Ik verbeeldde mijn ribben als zacht en toch stevig. Gebreid in gemêleerd rood en wit.
Wit om de stevigheid van de ruggengraat aan te geven. Het is van repen kaasdoek gemaakt.
Dit is een wat stugge stof.
En rode zachte synthetische wol. Deze kleur zie je ook in de harnassen die ik hiervoor vervaardigd heb. Zacht om de pijn en de spierspanning milder te verbeelden.
Met twee grote goudkleurige kralen heb ik de heftige pijnpunten aangegeven. Goud in de zin van waardevol, want hoe pijnlijk ook, het was het bewijs dat mijn lichaam ook bezig was met rouw.
Op zijn manier.

 
 mijn geest wil zich nu overgeven
maar mijn lichaam
is in verzet
alles
elke spier
heb ik gevoeld
doet me pijn
wil mijn lichaam in deze toestand blijven
er krampachtig aan vasthouden
wil mijn lichaam grenzen aangeven
zijn omtrek en oppervlakte aan me duidelijk maken
(“dit is wat je hebt, Mieke, wen er maar aan”)
wil het zich schrap zetten
ben ik nog niet beneden

 
het weet dingen die ik
mijn hoofd nog niet weet
het is fabuleus, dit lichaam

 
wonderlijk
 
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten